Ga naar inhoud

Wetboek van Strafrecht

Eerste Boek Algemene Bepalingen

Titel I Omvang van de werking van de strafwet

Artikel 1 WvSr [Legaliteitsbeginsel. Verandering in wetgeving]

  1. Geen handeling is strafbaar, tenzij deze voortvloeit uit een eerder vastgestelde wettelijke bepaling die het als zodanig bestempelt.
  2. In geval van wijzigingen in de wetgeving na het tijdstip van het begane feit, worden de bepalingen die het gunstigst zijn voor de verdachte toegepast.

Artikel 2 WvSr [Toepasselijkheid binnen Liberty Life territoir]

De Liberty Life strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Liberty Life aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Titel II [Straffen]

Artikel 9 WvSr [Hoofd- en bijkomende straffen]

  1. De sancties omvatten:

    a. De kernsancties zijn:

    • Gevangenisstraf
    • Hechtenis
    • Taakstraf
    • Geldboete

    b. Aanvullende sancties:

    • Ontzetting van bepaalde rechten,
    • Verbeurdverklaring,
    • Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
    • Voor misdrijven met een dreiging van vrijheidsstraf, geldboete, of overtredingen met een mogelijke vrijheidsstraf, kan, behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, in plaats daarvan een taakstraf worden opgelegd.
    • Indien een gevangenisstraf, hechtenis (met uitzondering van vervangende hechtenis), of een taakstraf wordt opgelegd, kan ook een geldboete worden opgelegd.
    • Bij een veroordeling tot gevangenisstraf of hechtenis (exclusief vervangende hechtenis), waarvan het onvoorwaardelijk uitvoerbare deel maximaal 10 maanden bedraagt, kan de rechter ook een taakstraf opleggen.
    • Een aanvullende straf kan, wanneer de wet haar oplegging toestaat, zowel apart als samen met hoofdstraffen en andere aanvullende straffen worden opgelegd.

Artikel 9a WvSr [Rechterlijk pardon]

Wanneer de rechter dit passend acht vanwege de beperkte ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader, of de omstandigheden rondom het feit, dan wel latere ontwikkelingen, kan hij in het vonnis besluiten dat er geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Artikel 10 WvSr [Duur van gevangenisstraf]

  1. De gevangenisstraf is van voorbijgaande aard.
  2. De tijdelijke gevangenisstraf kan variëren van minimaal 5 maanden tot maximaal 180 maanden.
  3. De duur van de tijdelijke gevangenisstraf zal onder geen enkele omstandigheid meer dan 180 maanden bedragen.

Artikel 23 WvSr [Geldboete. Categorieën]

Degene die is veroordeeld tot een geldboete dient het vastgestelde bedrag binnen de termijn die is vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid aan de staat te betalen. De geldboete bedraagt ten minste € 10. De maximale geldboete die kan worden opgelegd voor een strafbaar feit is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat specifieke feit is vastgesteld.

Er zijn zeven categorieën van geldboetes vastgesteld:

  • Eerste categorie: € 450.
  • Tweede categorie: € 4.500.
  • Derde categorie: € 9.000.
  • Vierde categorie: € 15.000.
  • Vijfde categorie: € 90.000.
  • Zesde categorie: € 300.000.
  • Zevende categorie: € 900.000.

Voor een overtreding respectievelijk een misdrijf waarop geen specifieke geldboete is vastgesteld, kan een geldboete worden opgelegd tot het maximumbedrag van de eerste respectievelijk de vierde categorie. In het geval van een overtreding respectievelijk een misdrijf waarvoor wel een geldboete is bepaald, maar zonder toegewezen boetecategorie, kan een geldboete worden opgelegd tot het maximumbedrag van de eerste respectievelijk de vierde categorie, indien dit bedrag hoger is dan de vastgestelde geldboete voor het betreffende strafbare feit.

Artikel 33 WvSr [Verbeurdverklaring. Draagkrachtbeginsel]

  1. Verbeurdverklaring kan worden opgelegd bij veroordeling voor elk strafbaar feit.

Artikel 33a WvSr [Vatbaarheid voor verbeurdverklaring]

  1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:

    a. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn voorwerpen die eigendom zijn van de veroordeelde of die hij geheel of gedeeltelijk ten eigen bate kan aanwenden, en die geheel of grotendeels zijn verkregen door middel van of uit de opbrengsten van het strafbare feit.

    b. Ook vatbaar voor verbeurdverklaring zijn voorwerpen waarmee het strafbare feit is gepleegd.

    c. Eveneens vatbaar voor verbeurdverklaring zijn voorwerpen die zijn gebruikt om het strafbare feit te plegen.

  2. Voorwerpen zoals bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e, die niet in eigendom zijn van de veroordeelde, kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien:

    a. niet kon worden vastgesteld aan wie ze toebehoren.

  3. Rechten zoals bedoeld in het eerste lid, onder f, die niet eigendom zijn van de veroordeelde, kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien degene aan wie ze toebehoren op de hoogte was van de verkrijging van de voorwerpen waarop of ten aanzien waarvan deze rechten bestaan, door middel van het strafbare feit, of op de hoogte was van het gebruik of de bestemming ervan, dan wel redelijkerwijs had kunnen vermoeden van die verkrijging, dat gebruik, of die bestemming in verband daarmee.

  4. Voorwerpen worden gedefinieerd als alle tastbare objecten en alle vermogensrechten.

Artikel 36e WvSr [Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel]

  1. Op verzoek van het openbaar ministerie kan, middels een aparte gerechtelijke beslissing, aan de persoon die veroordeeld is voor een strafbaar feit, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
  2. De verplichting kan worden opgelegd aan de persoon zoals bedoeld in het eerste lid, die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de opbrengsten van het genoemde feit of andere strafbare feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat ze door de veroordeelde zijn begaan.

Titel III [Uitsluiting en verhoging van strafbaarheid]

Artikel 40 WvSr [Overmacht]

Hij die een handeling verricht onder dwang van overmacht is niet strafbaar.

Artikel 41 WvSr [Noodweer(exces)]

  1. Hij die een handeling verricht uit noodzakelijke verdediging van zijn eigen of andermans lichaam, eerbaarheid of eigendommen tegen een onmiddellijke, onrechtmatige aanval, is niet strafbaar.
  2. Overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging is niet strafbaar als deze het directe gevolg was van een intense emotionele reactie veroorzaakt door de aanval.

Artikel 42 WvSr [Wettelijk voorschrift]

  1. Hij die een handeling verricht ter uitvoering van een wettelijk voorschrift is niet strafbaar.
  2. Een ambtenaar die geweld gebruikt in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met zijn geweldsinstructie, is niet strafbaar.

Artikel 43 WvSr [(Onbevoegd) ambtelijk bevel]

  1. Hij die een handeling verricht ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het bevoegde gezag, is niet strafbaar.
  2. Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij de ondergeschikte te goeder trouw geloofde dat het bevel bevoegd was en de uitvoering ervan binnen de competentie van zijn ondergeschiktheid viel.

Artikel 44 WvSr [Strafverhoging voor ambtenaar]

  1. Als een ambtenaar door het plegen van een strafbaar feit een specifieke ambtsplicht schendt of gebruikmaakt van de macht, gelegenheid of middelen die hem door zijn ambt zijn verleend, kan de op het feit gestelde straf, met uitzondering van een geldboete, met een derde worden verhoogd.
  2. Een persoon in dienst van een buitenlandse staat die in Liberty Life op een door het internationaal recht toegestane wijze zijn functie uitoefent, wordt gelijkgesteld met een ambtenaar.

Titel IV [Poging en voorbereiding]

Artikel 45 WvSr [Poging tot misdrijf]

  1. Een poging tot een misdrijf is strafbaar wanneer het intentie van de dader zich heeft gemanifesteerd door een aanvang van uitvoering.
  2. Bij een poging tot een misdrijf wordt het maximum van de hoofdstraffen die voor dat misdrijf zijn vastgesteld met een derde verminderd.
  3. Indien het misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf staat, geldt, wordt in plaats daarvan een gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste 180 maanden.
  4. De aanvullende straffen voor een poging zijn dezelfde als die voor het voltooide misdrijf.

Artikel 46 WvSr [Voorbereiding van ernstig misdrijf]

  1. De voorbereiding van een misdrijf is strafbaar wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft met het doel dat misdrijf te begaan.
  2. Bij voorbereiding van een misdrijf wordt het maximum van de hoofdstraffen die voor dat misdrijf zijn vastgesteld, met de helft verminderd.
  3. Indien het misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf staat, van toepassing is, wordt in plaats daarvan een gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste 180 maanden.
  4. De aanvullende straffen voor voorbereiding zijn dezelfde als die voor het voltooide misdrijf.

Artikel 46a WvSr [Poging ander tot misdrijf te bewegen]

Poging om een ander door een van de in artikel 47, eerste lid, onder 2e, vermelde middelen te bewegen een misdrijf te begaan, is strafbaar. Hierbij geldt dat geen zwaardere straf wordt opgelegd dan voor poging tot het misdrijf, of als poging niet strafbaar is, dan voor het misdrijf zelf kan worden opgelegd.

Artikel 46b WvSr [Vrijwillige niet-voltooiing misdrijf]

Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden die afhankelijk zijn van de wil van de dader.

Titel V [Deelneming aan strafbare feiten]

Artikel 47 WvSr [Soorten daders]

  1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
    • 1° Degenen die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
    • 2° Degenen die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding, of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen opzettelijk het feit uitlokken.
  2. Ten aanzien van de laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, evenals de gevolgen daarvan.

Artikel 48 WvSr [Medeplichtigheid]

Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:

  • 1° Degenen die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf.

  • 2° Degenen die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.

Artikel 49 WvSr [Strafbepaling bij medeplichtigheid]

  1. Bij medeplichtigheid wordt het maximum van de hoofdstraffen die voor dat misdrijf zijn vastgesteld, met een derde verminderd.
  2. Indien het misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf staat van toepassing is, wordt in plaats daarvan een gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste 180 maanden.
  3. De aanvullende straffen voor medeplichtigheid zijn dezelfde als die voor het misdrijf zelf.
  4. Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft vergemakkelijkt of bevorderd, evenals hun gevolgen.

Titel VI [Samenloop van strafbare feiten]

Artikel 55 WvSr [Eéndaadse samenloop]

  1. Als een feit onder meerdere strafbepalingen valt, wordt slechts één van die bepalingen toegepast, namelijk die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld in geval van verschil.
  2. Als er voor een feit dat onder een algemene strafbepaling valt, een specifieke strafbepaling bestaat, wordt alleen de specifieke bepaling toegepast.

Artikel 56 WvSr [Voortgezette handeling]

  1. Als meerdere feiten, hoewel elk op zichzelf een misdrijf of overtreding vormt, in zodanig verband staan dat ze moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, wordt slechts één strafbepaling toegepast. In geval van verschil wordt de bepaling toegepast waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Artikel 57 WvSr [Meerdaadse samenloop en gelijksoortige hoofdstraffen]

  1. Als meerdere feiten, hoewel elk op zichzelf een misdrijf of overtreding vormt, in zodanig verband staan dat ze moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, wordt slechts één strafbepaling toegepast. In geval van verschil wordt de bepaling toegepast waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
  2. Het maximum van deze straf is het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, maar - voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft - niet meer dan een derde boven het hoogste maximum.

Artikel 58 WvSr [Meerdaadse samenloop en ongelijksoortige hoofdstraffen]

  1. Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, kan elk van die straffen worden opgelegd. Echter mogen de gezamenlijke gevangenisstraf en hechtenis, in duur, de langstdurende straf niet meer dan een derde overschrijden.

Titel VII [Indiening en intrekking van de klacht bij misdrijven alleen op klacht vervolgbaar]

Artikel 64 WvSr [Klachtgerechtigde bij klachtdelict]

In het geval van een misdrijf dat alleen op klacht wordt vervolgd, is degene tegen wie het feit is begaan, gerechtigd tot het indienen van de klacht.

Titel VIII [Verval van het recht tot strafvordering en van de straf]

Artikel 68 WvSr [Ne bis in idem]

  1. Tenzij een rechterlijke uitspraak voor herziening vatbaar is, mag niemand opnieuw worden vervolgd voor een feit waarover in de toekomst onherroepelijk is beslist door de rechter.
  2. Als het gewijsde afkomstig is van een andere rechter, zal er geen vervolging plaatsvinden tegen dezelfde persoon wegens hetzelfde feit, behalve in gevallen waarin herziening mogelijk is.
    • Na vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging vindt geen nieuwe vervolging plaats.
    • Na veroordeling en volledige uitvoering, gratie of verjaring van de opgelegde straf wordt geen nieuwe vervolging ingesteld.
  3. Niemand kan vervolgd worden voor een feit waarover in een buitenlandse staat onherroepelijk is beslist, nadat aan een voorwaarde is voldaan die door de bevoegde autoriteit is gesteld om strafvervolging te voorkomen.

Artikel 69 WvSr [Dood van verdachte]

Het recht tot strafvordering komt te vervallen bij het overlijden van de verdachte.

Artikel 70 [Verjaring recht tot strafvordering]

  1. Het recht tot strafvordering komt te vervallen na een verjaringstermijn van 14 dagen.

Titel IX [Betekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen]

Artikel 78 WvSr [Begripsbepaling 'misdrijf']

Wanneer er sprake is van een misdrijf in het algemeen of van een specifiek misdrijf, omvat dit ook medeplichtigheid aan, poging tot, en voorbereiding van dat misdrijf, tenzij een bepaling expliciet het tegenovergestelde aangeeft.

Artikel 80 WvSr [Begripsbepaling 'samenspanning']

Samenspanning ontstaat op het moment dat twee of meer personen overeenkomen om een misdrijf te plegen.

Artikel 81 WvSr [Begripsbepaling 'plegen van geweld']

Het toebrengen van geweld wordt gelijkgesteld aan het brengen van iemand in een staat van bewusteloosheid of onmacht.

Artikel 82 WvSr [Begripsbepaling 'zwaar lichamelijk letsel']

  1. Zwaar lichamelijk letsel omvat ziekte zonder uitzicht op volledig herstel, blijvende ongeschiktheid voor de uitoefening van beroepsactiviteiten, evenals de verwijdering of dood van de vrucht van een vrouw.
  2. Zwaar lichamelijk letsel omvat ook verstoring van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd.

Artikel 89 WvSr [Begripsbepaling 'inklimming']

In het geval van inklimming wordt onder andere verstaan het ondergraven en het oversteken van sloten of grachten die dienen als afsluiting.

Artikel 90 WvSr [Begripsbepaling 'valse sleutels']

Onder valse sleutels worden alle werktuigen verstaan die niet bedoeld zijn voor het openen van het slot.

Artikel 90novies WvSr [Begripsbepaling geweldsinstructie politie]

Op basis van mijn kennis tot januari 2022 bestaat artikel 90novies van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) niet. Het kan zijn dat er na die datum wijzigingen of aanvullingen zijn geweest in de wetgeving. Als je specifieke informatie zoekt over dit wetsartikel, raad ik aan de meest recente versie van het Wetboek van Strafrecht te raadplegen

Tweede Boek Misdrijven

Titel V [Misdrijven tegen de openbare orde]

Artikel 131 WvSr [Opruiing]

  1. Het door jou verstrekte citaat lijkt op een wetsartikel dat het aanzetten tot strafbare feiten of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag verbiedt. Hier is een kortere formulering:

Wie in het openbaar, mondeling, schriftelijk of via afbeeldingen oproept tot strafbare feiten of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, wordt bestraft met gevangenisstraf en/of een geldboete.

  1. Als het strafbare feit waarvoor wordt opgeruid een terroristisch misdrijf betreft, of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, wordt de gevangenisstraf zoals beschreven in het eerste lid, verhoogd met een derde.

Artikel 138 WvSr [Huisvredebreuk]

  1. Degene die wederrechtelijk een woning, besloten lokaal of erf binnendringt waar een ander gebruik van maakt, of zich wederrechtelijk daar ophoudt, dient onmiddellijk te vertrekken op vordering van of namens de rechthebbende.
  2. Degene die zich toegang heeft verschaft door braak of inklimming, met valse sleutels, door een valse order of in een vals kostuum, of die zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan door vergissing binnen is gekomen, en zich daar bevindt gedurende de tijd bestemd voor de nachtrust, wordt geacht te zijn binnengedrongen.
  3. Als hij bedreigingen uit of middelen gebruikt die geschikt zijn om vrees aan te jagen.
  4. De gevangenisstraffen zoals bepaald in het eerste en derde lid kunnen met een derde worden verhoogd indien het misdrijf wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Artikel 139 WvSr [Lokaalvredebreuk]

  1. Degene die wederrechtelijk een voor de openbare dienst bestemd lokaal binnendringt, of die zich wederrechtelijk daar ophoudt, dient onmiddellijk te vertrekken op vordering van de bevoegde ambtenaar.
  2. Degene die toegang heeft verkregen door middel van braak of inklimming, met valse sleutels, door een valse order of in een vals kostuum, of die zonder voorkennis van de bevoegde ambtenaar en anders dan als gevolg van vergissing binnenkomt, en zich daar bevindt gedurende de tijd bestemd voor de nachtrust, wordt geacht te zijn binnengedrongen.
  3. Dit geldt indien hij bedreigingen uit of middelen gebruikt die geschikt zijn om vrees aan te jagen.
  4. De gevangenisstraffen zoals vastgesteld in het eerste en derde lid kunnen met een derde worden verhoogd als het misdrijf wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Artikel 140 WvSr [Deelneming aan criminele organisatie]

  1. Deelneming aan een organisatie met als doel het plegen van misdrijven wordt bestraft met een gevangenisstraf van maximaal 20 maanden.
  2. Voor oprichters, leiders of bestuurders kan de gevangenisstraf met een derde worden verhoogd.
  3. Onder deelneming, zoals beschreven in het eerste lid, valt ook het verstrekken van geldelijke of andere materiële steun aan, evenals het werven van gelden of personen ten behoeve van de genoemde organisatie.

Artikel 141 WvSr [Openlijke geweldpleging]

  1. Individuen die openlijk in groepen geweld plegen tegen personen of goederen, worden bestraft met een gevangenisstraf van maximaal 15 maanden of een geldboete van de tweede categorie.
  2. De dader wordt gestraft:
    • Indien hij opzettelijk goederen vernielt of als het door hem gepleegde geweld resulteert in enig lichamelijk letsel.
    • Indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft.
    • Indien dat geweld leidt tot de dood.
  3. Artikel 81 wordt niet toegepast.

Artikel 141a WvSr [Hulp bij geweldpleging]

Iemand die opzettelijk gelegenheid, middelen, of informatie verschaft om geweld tegen personen of goederen te plegen, wordt strafbaar gesteld.

Artikel 142 WvSr [Vals alarm slaan]

  1. Iemand die opzettelijk de rust verstoort door valse alarmkreten of signalen, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 12 maanden.
  2. Iemand die opzettelijk, zonder dat dit noodzakelijk is, gebruik maakt van een alarmnummer voor publieke diensten, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie maanden.

Artikel 149 WvSr [Grafschennis]

Iemand die opzettelijk een graf schendt of doelbewust en onrechtmatig een op een begraafplaats opgericht gedenkteken vernielt of beschadigt, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 12 maanden.

Artikel 151 WvSr [Onttrekken van lijk aan nasporing]

Iemand die een lijk begraaft, verbrandt, vernietigt, verbergt, wegvoert of wegmaakt, met als doel het feit of de oorzaak van het overlijden, dan wel van het doodgeboren worden, te verhelen, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 24 maanden.

Titel VII [Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht]

Artikel 157 WvSr [Opzettelijk brand, ontploffing of overstroming veroorzaken]

Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt, wordt gestraft:

  • 1° met gevangenisstraf van ten hoogste 40 maanden.

Titel VIII [Misdrijven tegen het openbaar gezag]

Artikel 177 WvSr [Omkoping van ambtenaar]

  1. Met een gevangenisstraf van ten hoogste 30 maanden
    • Degene die een ambtenaar een gift geeft, een belofte doet, een dienst verleent of aanbiedt met als doel om hem te bewegen iets te doen of na te laten in zijn ambtelijke functie.
    • Degene die een ambtenaar een gift geeft, een belofte doet, een dienst verleent of aanbiedt als gevolg van of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten.
  2. Hij die een feit zoals beschreven in het eerste lid, onder 1°, begaat tegenover een persoon in het vooruitzicht van een dienstbetrekking bij een overheidswerkgever, wordt gestraft met dezelfde straf, indien de dienstbetrekking bij een overheidswerkgever daadwerkelijk wordt aangegaan.
  3. Als de schuldige een van de misdrijven zoals beschreven in dit artikel in de uitoefening van zijn beroep pleegt, kan hij worden ontzet van de uitoefening van dat beroep.

Artikel 179 WvSr [Ambtsdwang]

Degene die door geweld, enige andere feitelijkheid, bedreiging met geweld, of enige andere feitelijkheid een ambtenaar dwingt tot het uitvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 30 maanden.

Artikel 180 WvSr [Wederspannigheid]

Degene die zich met geweld of bedreiging met geweld verzet tegen een ambtenaar die legitiem zijn taken uitvoert, of tegen personen die hem krachtens wettelijke verplichting of op zijn verzoek bijstand verlenen, wordt beschouwd als schuldig aan wederspannigheid en kan gestraft worden met een gevangenisstraf van maximaal 12 maanden.

Artikel 184 WvSr [Niet voldoen aan ambtelijk bevel]

  1. Degene die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, wordt gestraft. Ook degene die opzettelijk handelingen belet, belemmert of verijdelt die door een van die ambtenaren zijn ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, kan worden gestraft.
  2. Iedereen die, volgens wettelijk voorschrift, voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast, wordt gelijkgesteld met de ambtenaar zoals bedoeld in het eerste gedeelte van het voorgaande lid.

Artikel 185 WvSr [Bemoeilijken terechtzitting en ambtshandeling]

Degene die bij een terechtzitting of op de plaats waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening van zijn functie werkzaam is, opschudding veroorzaakt en zich na een bevel van het bevoegd gezag niet verwijdert.

Artikel 186 WvSr [Samenscholing]

Degene die opzettelijk bij gelegenheid van een volksoploop zich niet onmiddellijk verwijdert na het derde door of namens het bevoegd gezag gegeven bevel, wordt, als schuldig aan deelneming aan samenscholing, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 188 WvSr [Valse aangifte of klacht]

Degene die aangifte of klacht doet dat een strafbaar feit is gepleegd, terwijl hij weet dat dit niet het geval is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 12 maanden of een geldboete van de derde categorie.

Artikel 189 WvSr [Hulp aan dader na misdrijf]

  1. Met een gevangenisstraf van maximaal zes maanden of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft:
    • Degene die opzettelijk iemand die schuldig is aan of verdacht wordt van enig misdrijf, verbergt of hem helpt te ontsnappen aan de opsporing of aanhouding door de
    • Degene die, nadat een misdrijf is gepleegd, met de intentie om het te bedekken, de opsporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmee het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf vernietigt, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren van justitie of politie onttrekt, wordt gestraft.
    • Degene die opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e, aan te tonen, verbergt, vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van ambtenaren van justitie of politie onttrekt, met de intentie om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, wordt gestraft. Dit geldt ook indien hij opzettelijk gegevens of inlichtingen verstrekt aan derden met als doel inbeslagneming te beletten, te belemmeren of te verijdelen.
  2. Indien het misdrijf, zoals bedoeld in het eerste lid, een terroristisch misdrijf betreft, kan een gevangenisstraf van maximaal 48 maanden of een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd.

Artikel 190 WvSr [Lijkschouwing beletten]

Degene die opzettelijk een gerechtelijke lijkschouwing belet, belemmert of verijdelt, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal zes maanden of een geldboete van de derde categorie.

Artikel 191 WvSr [Bevrijding van gevangene]

Hij die opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijdt of bij zijn zelfbevrijding behulpzaam is.

Artikel 196 WvSr [Aanmatiging van ambt]

Degene die opzettelijk onderscheidingstekens draagt of handelingen verricht die behoren tot een ambt dat hij niet bekleedt of waarin hij geschorst is, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Titel XII [Valsheid met geschriften, gegevens en biometrische kenmerken]

Artikel 231 WvSr [Vals reisdocument of identiteitskaart]

  1. Degene die een reisdocument, een identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, of een ander identiteitsbewijs dat is afgegeven door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, valselijk opmaakt of vervalst, of een dergelijk geschrift op grond van valse persoonsgegevens doet verstrekken, dan wel een dergelijk geschrift dat aan hem of een ander is verstrekt, ter beschikking stelt van een derde met het oogmerk het door deze te doen gebruiken alsof het aan hem verstrekt is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 20 maanden of een geldboete van de derde categorie.
  2. Degene die een reisdocument of een identiteitsbewijs zoals bedoeld in het eerste lid aflevert of voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is, wordt gestraft met dezelfde straf. Ook degene die opzettelijk gebruik maakt van een vals of vervalst reisdocument of identiteitsbewijs zoals bedoeld in het eerste lid, wordt met dezelfde straf gestraft. Daarnaast geldt dezelfde straf voor degene die opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maakt van een bij het bevoegd gezag als vermist opgegeven of een niet op zijn naam gesteld reisdocument of identiteitsbewijs zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 261 WvSr [Smaad(schrift)]

  1. Degene die opzettelijk iemands eer of goede naam aantast door het ten laste leggen van een bepaald feit, met het duidelijke doel om daar ruchtbaarheid aan te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met een gevangenisstraf van maximaal zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
  2. Als het aantasten van iemands eer of goede naam gebeurt door middel van geschriften of afbeeldingen die verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen zijn, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 12 maanden of een geldboete van de derde categorie.
  3. Smaad of smaadschrift is niet van toepassing indien de dader handelde uit noodzakelijke verdediging of te goeder trouw kon aannemen dat de ten laste gelegde feiten waar waren en dat het algemeen belang vereiste dat ze bekend werden gemaakt.

Artikel 262 WvSr [Laster]

  1. Degene die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het ten laste gelegde feit in strijd is met de waarheid, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met een gevangenisstraf van maximaal 20 maanden of een geldboete van de derde categorie.

Artikel 266 WvSr [Eenvoudige belediging]

  1. Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
  2. Gedragingen die tot doel hebben een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen en die niet zijn gericht op het ook op andere wijze of ernstiger beledigen dan wat inherent is aan die strekking, zijn niet strafbaar als eenvoudige belediging.

Artikel 269 WvSr [Belediging is klachtdelict]

  1. Voor belediging, zoals strafbaar gesteld in deze titel, wordt geen vervolging ingesteld zonder een klacht van de persoon tegen wie het misdrijf is gepleegd.

Titel XVIII [Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid]

Artikel 282 WvSr [Opzettelijke vrijheidsberoving]

  1. Degene die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, pleegt het misdrijf van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
  2. Bij wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel kunnen extra strafrechtelijke consequenties volgen, afhankelijk van de wetgeving in het betreffende rechtsgebied.
  3. Opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving kan leiden tot zwaardere straffen, vooral als het resulteert in letsel of de dood. Juridische gevolgen variëren per wetgeving.

Artikel 282a WvSr [Gijzeling]

Degene die met opzet iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft, met het doel een ander te dwingen iets te doen of juist niet te doen, kan gestraft worden met een gevangenisstraf van maximaal 40 maanden of een geldboete van de vierde categorie. Bovendien is het vierde lid van artikel 282 van toepassing.

Artikel 284 WvSr [Dwang]

  1. Met een gevangenisstraf van maximaal 24 maanden of een geldboete van de vierde categorie wordt gestraft: [Hier ontbreekt specifieke informatie over het strafbare feit of de gedraging die wordt beschreven. Als u meer details kunt geven, kan ik u wellicht een specifiekere samenvatting geven.]
    • Degene die een ander door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, kan worden gestraft.
    • Degene die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, kan worden gestraft.
  2. Bij het misdrijf zoals omschreven onder 2° wordt de vervolging niet ingesteld zonder een klacht van degene tegen wie het gepleegd is.

Artikel 285 WvSr [Bedreiging met ernstig misdrijf]

  1. Bedreiging met ernstige misdrijven zoals openlijk geweld, geweld tegen een internationaal beschermd persoon, misdrijven tegen de algemene veiligheid, verkrachting, aanranding van de eerbaarheid, misdrijven tegen het leven, gijzeling, zware mishandeling of brandstichting wordt bestraft met maximaal 10 maanden gevangenisstraf of een geldboete van de derde categorie.
  2. Bedreiging die schriftelijk wordt geuit en aan een bepaalde voorwaarde is gekoppeld, wordt bestraft met maximaal 15 maanden gevangenisstraf of een geldboete van de derde categorie.
  3. Bedreiging met een terroristisch misdrijf wordt bestraft met maximaal 60 maanden gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie.
  4. Als het feit, beschreven in het eerste, tweede of derde lid, met als doel het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf wordt gepleegd, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Artikel 285b WvSr [Stalking]

  1. Degene die opzettelijk en herhaaldelijk inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer met de intentie die persoon te dwingen tot bepaald gedrag, het nalaten daarvan, of het verdragen van iets, of om angst aan te jagen, wordt gestraft met maximaal 36 maanden gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie, als schuldig aan belaging.
  2. Vervolging voor dit misdrijf vindt alleen plaats op basis van een klacht van de persoon tegen wie het is begaan.

Titel XIX [Misdrijven tegen het leven gericht]

Artikel 287 WvSr [Doodslag]

Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt als schuldig aan doodslag beschouwd.

Artikel 288 WvSr [Gekwalificeerde doodslag]

Doodslag gepleegd in combinatie met, vergezeld door of voorafgegaan door een ander strafbaar feit, met als doel de uitvoering van dat feit voor te bereiden of te vergemakkelijken, of om bij betrapping op heterdaad straffeloosheid of het bezit van het wederrechtelijk verkregene voor zichzelf of andere deelnemers aan dat feit te verzekeren.

Artikel 289 WvSr [Moord]

Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt als schuldig aan moord beschouwd.

Hij die schuldig is aan moord wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 40 maanden en een geldboete van de vierde categorie.

Titel XX [Mishandeling]

  1. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, kan de strafmaat variëren afhankelijk van de wetgeving van het specifieke rechtsgebied.
  2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, kunnen er specifieke strafrechtelijke consequenties gelden, afhankelijk van de wetgeving van het betreffende rechtsgebied.
  3. Onder mishandeling wordt ook opzettelijke benadeling van de gezondheid verstaan.
  4. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.

Artikel 301 WvSr [Mishandeling met voorbedachten rade]

  1. Bij zwaar lichamelijk letsel als gevolg van het feit kunnen strafrechtelijke consequenties volgen, afhankelijk van de wetgeving in het betreffende rechtsgebied.
  2. Bij overlijden als gevolg van het feit kunnen strafrechtelijke consequenties volgen, afhankelijk van de wetgeving in het betreffende rechtsgebied.

Artikel 302 WvSr [Zware mishandeling]

  1. Hij die opzettelijk aan een ander zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt beschouwd als schuldig aan zware mishandeling.
  2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de betrokkene beschouwd als schuldig aan dood door schuld.

Artikel 303 WvSr [Zware mishandeling met voorbedachten rade]

  1. Als het feit de dood tot gevolg heeft, wordt de betrokkene beschouwd als schuldig aan dood door schuld.

Artikel 304 WvSr [Strafverhogende omstandigheden mishandeling]

  1. De gevangenisstraffen zoals bepaald in de artikelen 300-303 kunnen met een derde worden verhoogd in bepaalde gevallen.
    • 1° ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn moeder, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, zijn echtgenoot, zijn levensgezel, zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
    • 2° ten aanzien van de schuldige die het misdrijf stelselmatig begaat tegen een minderjarige.
    • 3° indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
    • 4° indien het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen.

Titel XXI [Veroorzaken van de dood of van lichamelijk letsel door schuld]

Artikel 307 WvSr [Dood door schuld]

  1. Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is.
  2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid.

Artikel 308 WvSr [Zwaar lichamelijk letsel door schuld]

  1. Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat.
  2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid.

Titel XXII [Diefstal en stroperij]

Artikel 310 WvSr [Diefstal]

  1. Deze zin beschrijft het misdrijf van diefstal, waarbij iemand opzettelijk eigendommen van een ander wegneemt met de intentie om deze zich onrechtmatig toe te eigenen.

Artikel 312 WvSr [Diefstal met geweldpleging]

  1. Deze bepaling stelt dat diefstal, wanneer voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door geweld of bedreiging met geweld tegen personen, wordt bestraft met gevangenisstraf tot maximaal 30 maanden of een geldboete van de vierde categorie. Het doel van het geweld kan zijn om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijker te maken, of om tijdens betrapping op heterdaad de daders in staat te stellen te vluchten of het bezit van het gestolene te verzekeren.
  2. Voor bepaalde strafbare feiten wordt een gevangenisstraf van maximaal 35 maanden of een geldboete van de vierde categorie opgelegd.
    • 1° indien het feit wordt gepleegd hetzij gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat; hetzij op de openbare weg; hetzij in een spoortrein die in beweging is.
    • 2° indien de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum
    • 3° indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
    • 4° indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
  3. Gevangenisstraf van ten hoogste 50 maanden of geldboete van de vierde categorie wordt opgelegd indien het feit de dood ten gevolge heeft.

Titel XXIII [Afpersing en afdreiging]

Artikel 317 WvSr [Afpersing]

  1. Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, wordt, als schuldig aan afpersing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 30 maanden of geldboete van de vierde categorie. De bepalingen van het tweede en derde lid van artikel 312 zijn op dit misdrijf van toepassing.

Artikel 318 WvSr [Afdreiging]

  1. Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, wordt als schuldig aan afdreiging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 40 maanden of geldboete van de vierde categorie.
  2. Indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.
  3. Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het gepleegd is.

Titel XXIV [Verduistering]

Artikel 321 WvSr [Verduistering]

Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 20 maanden of geldboete van de derde categorie.

Titel XXV [Bedrog]

Artikel 326 WvSr [Oplichting]

  1. Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 20 maanden of geldboete van de vierde categorie.
  2. Indien het feit met het oogmerk wordt gepleegd om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Titel XXVII [Vernieling of beschadiging]

Artikel 350 WvSr [Beschadigen goederen/dieren]

  1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 24 maanden of geldboete van de vierde categorie.

Titel XXX [Begunstiging]

Artikel 416 WvSr [Opzetheling]

  1. Als schuldig aan opzetheling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 20 maanden of geldboete van de vierde categorie.

    a. Hij die een goed verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, dan wel een persoonlijk recht op of een zakelijk recht ten aanzien van een goed vestigt of overdraagt, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed dan wel het vestigen van het recht wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

    b. Hij die opzettelijk uit winstbejag een door misdrijf verkregen goed voorhanden heeft of overdraagt, dan wel een persoonlijk recht op of zakelijk recht ten aanzien van een door misdrijf verkregen goed overdraagt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekt.

Artikel 417 WvSr [Gewoonteheling]

Hij die van het plegen van opzetheling een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 30 maanden of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 417bis WvSr [Schuldheling]

  1. Als schuldig aan schuldheling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 12 maanden of geldboete van de derde categorie:

    a. Hij die een goed verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, dan wel een persoonlijk recht op of zakelijk recht ten aanzien van een goed vestigt of overdraagt, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed dan wel het vestigen van het recht redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 6 maanden of geldboete van de derde categorie.

    b. De persoon die een goed bezit, overdraagt of een persoonlijk of zakelijk recht op een goed overdraagt, met als motief het behalen van winst, terwijl hij redelijkerwijs zou moeten vermoeden dat het gaat om een goed dat verkregen is door middel van een misdrijf.

  2. Degene die voordeel behaalt uit de opbrengst van een goed, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het gaat om een goed dat door misdrijf is verkregen, wordt met dezelfde straf gestraft.

Titel XXXA [Witwassen]

Artikel 420bis WvSr [Witwassen]

  1. Wanneer iemand schuldig wordt bevonden aan witwassen, kan hij worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 30 maanden of een geldboete van de vijfde categorie.

    a. De persoon die bewust de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing van een voorwerp verbergt of verhult, of verbergt wie de rechtmatige eigenaar van een voorwerp is of wie het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp - direct of indirect - afkomstig is uit enig misdrijf, kan strafbaar zijn.

    b. De persoon die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, omzet of gebruikt, terwijl hij weet dat het voorwerp - direct of indirect - afkomstig is uit enig misdrijf, kan strafbaar zijn.

  2. Onder voorwerpen worden alle zaken en vermogensrechten verstaan.

Artikel 420bis.1 WvSr [Eenvoudig witwassen]

Wat je beschrijft lijkt op een wettelijke bepaling met betrekking tot eenvoudig witwassen. Hierin wordt gesteld dat het witwassen dat uitsluitend bestaat uit het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat direct afkomstig is uit een eigen misdrijf, wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Dit suggereert dat de wetgever een minder zware straf toepast wanneer het witwassen beperkt is tot specifieke handelingen en omstandigheden.

Derde Boek [Overtredingen]

Titel I [Overtredingen betreffende de algemene veiligheid van personen en goederen]

Artikel 424 WvSr [Straatschenderij]

  1. Degene die op de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats tegen personen of goederen baldadigheid pleegt, waardoor gevaar of nadeel kan ontstaan, kan worden beschouwd als schuldig aan straatschenderij. In zo'n geval kan de dader worden gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Straatschenderij verwijst naar ongewenst en hinderlijk gedrag op openbare plaatsen dat schade of gevaar kan veroorzaken.

Artikel 426bis WvSr [Hinderlijk volgen]

Degene die onrechtmatig op de openbare weg iemand anders belemmert in zijn vrijheid van beweging, of samen met anderen aanhoudend iemand lastigvalt ondanks diens duidelijk geuite wil, kan worden gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Deze bepaling richt zich op gedragingen die inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid en welzijn van anderen op openbare plaatsen.

Artikel 426ter WvSr [Belemmeren hulpverlener]

De persoon die onrechtmatig een hulpverlener belemmert tijdens de uitoefening van zijn beroep, of samen met anderen aanhoudend de hulpverlener lastigvalt ondanks diens duidelijk geuite wil, kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de derde categorie. Deze bepaling is gericht op het beschermen van hulpverleners tijdens de uitoefening van hun taken en bestraft gedrag dat hun vrijheid van beweging belemmert of hen op hinderlijke wijze volgt.

Titel II [Overtredingen betreffende de openbare orde]

Artikel 435 WvSr [Valse naam of titel]

  1. Geldboete van de tweede categorie wordt gestraft met:

    • Hij die een Nederlandse adellijke titel voert of een Nederlands ordeteken draagt zonder daartoe gerechtigd te zijn, kan worden bestraft.

    • Degene die zonder de toestemming van de koning, waar vereist, een buitenlands ordeteken, titel, rang of waardigheid aanneemt, kan worden bestraft.

    • Hij die zonder de benodigde bevoegdheid de titel van advocaat of gerechtsdeurwaarder voert, kan worden bestraft.

    • Hij die, wanneer door het bevoegd gezag naar zijn identificerende persoonsgegevens wordt gevraagd, een valse naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij als ingezetene in de basisregistratie personen staat ingeschreven, of woon- of verblijfplaats opgeeft, kan worden bestraft.

Titel III [Overtredingen betreffende het openbaar gezag]

Artikel 447e WvSr [Identificatieplicht]

Een persoon die weigert om zijn identiteitsbewijs te tonen of niet meewerkt aan het afnemen van een of meer vingerafdrukken, kan bestraft worden met een geldboete van de derde categorie.

Titel VI [Overtredingen betreffende de zeden]

Artikel 453 WvSr [Openbare dronkenschap]

Een persoon die duidelijk onder invloed van alcohol verkeert en zich op de openbare weg bevindt, kan worden bestraft met een hechtenis van maximaal 5 maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Titel VII [Overtredingen betreffende de veldpolitie]

Artikel 461 WvSr [Verboden toegang voor onbevoegden]

Degene die zich op het terrein van iemand anders bevindt, waarvan de toegang op duidelijke wijze door de eigenaar is verboden, of die er vee laat lopen zonder daartoe gerechtigd te zijn, kan worden bestraft met een geldboete van de derde categorie.