Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften¶

Hoofdstuk I Begripsbepalingen¶

In deze wet wordt verstaan onder:

a. De termen "aanhangwagen," "motorrijtuig," "kenteken," en "rijbewijs" hebben de betekenis zoals vastgelegd in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

b. Bestuurder wordt gedefinieerd als alle weggebruikers, met uitzondering van voetgangers.

c. "Gedraging" wordt gedefinieerd als een handeling zoals beschreven in artikel 2, eerste lid.
In deze wet wordt mede verstaan onder:

a. Bestuurder wordt gedefinieerd als degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te laten besturen.

b. Het rijbewijs

Deze passage geeft aan dat voor gedragingen die in strijd zijn met de op het verkeer betrekking hebbende voorschriften van de Wegenverkeerswet 1994, administratieve sancties kunnen worden opgelegd volgens de bepalingen van deze wet. Als een administratieve sanctie wordt opgelegd, zijn strafrechtelijke of strafvorderlijke maatregelen uitgesloten. Met andere woorden, voor bepaalde verkeersovertredingen kunnen administratieve straffen worden opgelegd, maar in die gevallen zijn strafrechtelijke maatregelen niet van toepassing.
Deze zin geeft aan dat gedragingen waarbij letsel aan personen ontstaat of schade aan goederen wordt toegebracht, niet worden beschouwd als gedragingen in de context van het eerste lid. In andere woorden, de uitsluiting van dergelijke gedragingen wijst erop dat voor gevallen van letsel aan personen of schade aan goederen andere maatregelen of bepalingen van toepassing kunnen zijn.
Deze zin geeft aan dat voor elke gedraging de bijlage, genoemd in het eerste lid, bepaalt welk bedrag aan de gemeente moet worden betaald. De geldsom per gedraging kan niet meer zijn dan het bedrag van de geldboete van de eerste categorie. Met andere woorden, er is een specifiek financieel bedrag vastgesteld voor elke overtreding, en dit bedrag is beperkt tot het maximum van de geldboete van de eerste categorie zoals vastgesteld door de wet.

Deze zin geeft aan dat het toezicht op de naleving van de voorschriften, zoals beschreven in artikel 2, eerste lid, wordt uitgevoerd door ambtenaren die zijn aangewezen volgens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.

Deze zin geeft aan dat de administratieve sanctie en administratiekosten binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de opgelegde beschikking moeten worden voldaan.
Deze zin betekent dat de sanctie automatisch met vijftig procent wordt verhoogd als het verschuldigde bedrag niet tijdig en volledig binnen de gestelde termijn of termijnen wordt betaald.

De persoon aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, moet het verhoogde bedrag volgens artikel 23, derde lid, binnen vier weken betalen.

Als degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, nalaat het verschuldigde bedrag binnen de gestelde termijn of termijnen op grond van artikel 24 volledig te betalen, wordt het verschuldigde bedrag automatisch verhoogd met vijftig procent van het bedrag van de sanctie en de reeds opgelopen verhoging.

De inning van het verschuldigde bedrag bij degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, gebeurt via een dwangbevel, dat het recht omvat om de goederen van die persoon zonder gerechtelijke uitspraak aan te tasten.
Het dwangbevel wordt afgegeven door de Officier van Justitie en wordt ten uitvoer gelegd op dezelfde manier als een uitspraak van de burgerlijke rechter.

Verhaal kan worden genomen zonder dat er een dwangbevel nodig is op:

a. Verhaal kan worden genomen op de inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, zonder dat daarvoor een dwangbevel nodig is.

b. Verhaal kan worden genomen op het tegoed van een rekening bij een bank, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate mag beschikken. Dit geldt ook indien de bank en degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd in samenhang met die rekening een overeenkomst inzake krediet zijn aangegaan, met betrekking tot het uit dat krediet verstrekte bedrag.

De persoon van wie het rijbewijs kan worden ingenomen door een Hulp Officier van Justitie of een Officier van Justitie, moet het rijbewijs op het door hen aangegeven tijdstip en op de door hen aangewezen plaats inleveren op de eerste vordering van de Hulp Officier van Justitie of de Officier van Justitie.

Met een geldboete van de tweede categorie wordt bestraft:

a. Hij die niet voldoet aan de vordering van een toezichthouder die krachtens artikel 3, eerste lid, is aangewezen, wordt bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

b. Hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.